Door in je video's met tijd en beweging te spelen, kun je een wereld onthullen die normaal onzichtbaar blijft: een snelle actie vertragen of langere gebeurtenissen versnellen, zoals de zon die opkomt of wolken die door de lucht zweven. Hier vertelt de ervaren filmmaker Matthew Vandeputte over zijn technieken voor het maken van opnamen in het gehele tijdspectrum, van slow motion- tot timelapse- en hyperlapse-video's.
De sleutel tot al deze technieken is framerate. Die bepaalt de opname- en afspeelsnelheid voor videobeelden in frames per seconde (fps). De meest voorkomende, standaard opname- en afspeelsnelheden zijn 25 fps en 30 fps. Films zijn meestal 24 fps, dus 25 fps geeft meer een bioscoopeffect, terwijl 30 fps er scherper uitziet en vaak de voorkeur heeft om snel bewegende sporten en nieuws vast te leggen.
Wat je ook kiest, normaal gesproken moeten de framerates voor opnemen en afspelen overeenkomen. Om slow motion-beelden te produceren, moet je opnemen met een hogere framesnelheid. Als je bijvoorbeeld opneemt met 50 fps en die beelden afspeelt met 25 fps, wordt elke beweging op halve snelheid weergegeven.
Als je de tijd sneller wilt laten verlopen, moet je opnemen met een lagere framesnelheid. Door gedurende een langere periode 25 afzonderlijke frames op te nemen en deze vervolgens af te spelen met 25 fps, kun je minuten, uren en zelfs dagen comprimeren tot slechts één seconde aan video. Zo worden timelapse- en hyperlapse-video's gemaakt. Een hyperlapse-opname is een type timelapse-opname waarbij de camera beweegt. Timelapse-opnamen worden traditioneel gemaakt op een statief of cameraslider, zodat de camera op vrijwel precies dezelfde plek blijft, maar voor een hyperlapse-opname verplaats je de camera tussen de verschillende foto's.