Landschapsfotografie

Landschappen vormen een van de populairste en toegankelijkste onderwerpen voor fotografie. Opnamen op het 'juiste' moment van de dag maken met het oog op het licht, een paar basisregels voor de compositie toepassen en stappen nemen om ervoor te zorgen dat je foto haarscherp is, maken al een enorm verschil.

Houd rekening met de weersomstandigheden. Soms moet je lang wachten op het beste licht, dus zorg in een koud klimaat voor warme, water- en winddichte kleding - en een paar stevige laarzen! Zorg in een warm klimaat voor voldoende zonnebrandcrème, maar vergeet ook niet een vest of jack mee te nemen als je na zonsondergang opnamen wilt maken. Een reserveaccu is ook een goed idee, vooral als je veel werkt met Live View, en een zonnekap, die het voorste gedeelte van de lens beschermt tegen direct zonlicht en regen.

Een rugzak beschermt je apparatuur terwijl je naar je locatie gaat en is comfortabeler dan een schoudertas, vooral als je een grote afstand loopt.

Als je de perfecte plek hebt gevonden, is het de moeite waard om je camera op een statief te zetten. Zo kan de camera tijdens de belichting niet bewegen, waardoor de kans op een haarscherpe foto groter is. Bovendien kun je zorgvuldig de beste compositie voor je foto bepalen. Klap de dikkere gedeelten van de poten eerst uit en gebruik de dunnere gedeelten alleen als het nodig is, zodat je statief goed stevig staat. Bevestig nu je camera op het statief en, als je camera daarover beschikt, activeer de digitale waterpas door op de knop INFO te drukken. Je kunt nu de hoek van de camera aanpassen totdat de lijn van rood in groen verandert, om aan te geven dat de horizon waterpas is.

De modus Diafragmavoorkeuze (Av) is geweldig voor het maken van landschapsopnamen, omdat je met de instelling van het diafragma de scherptediepte kunt bepalen, terwijl de camera de sluitertijd regelt. In het algemeen heb je veel scherptediepte nodig om een landschap van de voorgrond tot de horizon scherp te laten uitkomen, en dat kun je bereiken door een klein diafragma in te stellen, zoals f/16 of f/22.

Werken met een lage ISO-waarde, zoals 100 of 200, zorgt voor de beste kwaliteit foto's. Hoe hoger de ISO-waarde, des te meer ruis (korrels) in de foto's.

Zet je camera op een statief, want met een lage ISO-waarde en een klein diafragma wordt de sluitertijd trager.

Wanneer je op de ontspanknop drukt om de opname te maken, kun je een beetje trilling veroorzaken waardoor de foto iets kan vervagen. Dat kun je voorkomen door de zelfontspanner van je camera te activeren, waardoor de sluiter kort nadat je op de ontspanknop hebt gedrukt, wordt bediend. Je kunt ook een ontspanknop op afstand gebruiken om de opname te maken. Als je een camera met Wi-Fi hebt, kun je de sluiter ook via de Camera Connect-app op afstand met je mobiele apparaat bedienen.

De regel van derden is een compositierichtlijn die al eeuwen wordt gebruikt, en je camera heeft een handige rasterweergave om je te helpen die regel toe te passen. Je hoeft alleen maar in het menu van je camera de Live View-modus en de rasterweergave in te schakelen, en daarna het raster 3x3 te selecteren. Wanneer je nu Live View activeert, zie je een raster op het scherm van je camera.

Probeer nu de belangrijkste elementen van je scène langs die lijnen en op de kruispunten te plaatsen. Als je een paar stappen opzij doet of de hoek van de camera verandert, kan dit al veel effect hebben.

Een uur na zonsopgang en een uur voor zonsondergang wordt ook wel het gouden uur genoemd, omdat het warme licht het landschap een prachtige gouden gloed geeft. De laagstaande zon laat ook de patronen, contouren en texturen van het landschap mooi uitkomen, dus probeer op dat moment foto's te maken, vooral op een zonnige dag.

Kies de landschapsmodus van de camera om de nadruk te leggen op de blauw- en groentonen in de foto. Als je wat ervaring hebt met de modus Diafragmavoorkeuze (Av) of Programma (P), stel dan de Picture Style in op Landschap - zo krijg je een vergelijkbaar effect.

In het algemeen is het scherpe gebied achter het scherpstelpunt grofweg twee keer zo diep als het scherpe gebied ervoor. Om dus maximale scherptediepte in je foto te krijgen, stel je scherp op het punt dat ongeveer op een derde van de scène ligt. Heb je een camera met een touchscreen, dan kun je het scherpstelpunt instellen door in de Live View-modus op het scherm te tikken. Je kunt ook met de navigatieknoppen het AF-punt naar de gewenste plaats brengen en dan de ontspanknop half indrukken om scherp te stellen.

Nadat je de eerste foto hebt gemaakt, bekijk je de foto op het scherm. Als je de foto donkerder of lichter wilt, gebruik je de belichtingscompensatie van de camera en maak je vervolgens een nieuwe opname. Als je opnamen maakt in de landschapsmodus, druk je op de Q-knop en verander je 'Standaardinstelling' in 'Helderder' of 'Donkerder'. Vergeet niet om hierna weer terug te keren naar de 'Standaardinstelling'.